Financiële begroting

Overzicht van baten en lasten

In de voorliggende begroting zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd voor 2022 met bijbehorend meerjarenperspectief 2023-2025:

  1. De basis van het meerjarenperspectief is de gewijzigde begroting 2021 waarbij de raadsbesluiten zijn verwerkt tot en met de raadsvergadering van 8 juli 2021. Daarmee zijn tevens de 1 e tussenrapportage 2021 en de kadernota 2022 in deze ramingen verwerkt.
  1. In de begroting 2022 is in het meerjarenperspectief 2023-2025 uitgegaan van een constant loon- en prijspeil in zowel de uitgaven als inkomsten (o.a. de berekening van de Uitkering Gemeentefonds).
  1. De huidige cao gemeenteambtenaren heeft een looptijd van 2 jaar: 1 januari 2019 tot 1 januari 2021. Omdat dus de huidige CAO per 1 januari 2021 is afgelopen, wordt voorlopig voor 2022 een loonindexering toegepast op basis van de raming van de loonindexering uit de laatst bekende Macro Economische Verkenningen (MEV) van het Centraal Planbureau (MEV 2021 - september 2020), t.w. +1,8%. Of uiteindelijk de eerder bij de begroting 2021 voorlopig toegepaste loonindexering 2021 (+2,8%) en de nu voorlopig toegepaste loonindexering 2022 (+1,8%) toereikend is, zal moeten blijken als een nieuwe cao-gemeenteambtenaren bekend wordt gemaakt. De daaruit voortvloeiende verplichtingen worden dan uiteindelijk leidend als toe te passen indexering van de personeelskosten.
    De nominale loonstijgingen worden niet meer afzonderlijk gecompenseerd via de Algemene Uitkering. Het Gemeentefonds kent één procentueel accres/decres (groei/krimp) dat gelijk is aan het percentage accres/decres van de gecorrigeerde netto-rijksuitgaven. De gemeente moet dus zelf de feitelijke mutatie in de nominale ontwikkelingen (lonen en prijzen) dekken uit het toegekende accres/decres.
  1. De indexering van de budgetten met betrekking tot alle overige uitgaven en inkomsten vindt eveneens (tenzij andere contractuele afspraken) voorlopig plaats op basis van de raming van de prijsindexering uit de laatst bekende Macro Economische Verkenningen (MEV) van het Centraal Planbureau (MEV 2021 - september 2020), t.w. +1,5%. Per saldo worden dus voor 2022 de budgetten van 2021 in de basis verhoogd met 1,5% (indexering 2022: +1,5%).
  1. Prognose aantal inwoners:
  • 1-1-2021 22.807 inwoners werkelijk
  • 1-1-2022 22.827 inwoners   (+ 20 inwoners)
  • 1-1-2023 22.847 inwoners   (+ 20 inwoners)
  • 1-1-2024 22.867 inwoners   (+ 20 inwoners)
  • 1-1-2025 22.887 inwoners   (+ 20 inwoners)
  1. Prognose aantal woonruimten:
  • 1-1-2021   9.821 woonruimten werkelijk
  • 1-1-2022   9.957 woonruimten(+ 136 woonruimten)
  • 1-1-2023 10.135 woonruimten   (+ 178 woonruimten)
  • 1-1-2024 10.274 woonruimten   (+ 139 woonruimten)
  • 1-1-2025 10.354 woonruimten   (+ 80 woonruimten)

De ontwikkeling van het aantal woonruimten is het resultaat van een geactualiseerde woningbouw-prognose van de gemeente Laarbeek.

  1. Autonome reële toename van de personeelslasten met jaarlijks € 25.000 ter dekking van nominale periodieke verhogingen, bevorderingen, functiewaardering en marktconforme aanpassingen.
  1. Als rentepercentage voor interne financieringsmiddelen en voorzieningen o.b.v. contante waarde wordt 3% gehanteerd.
    Als rentepercentage voor nieuwe investeringen wordt 1% gehanteerd.
  2. De afschrijvingen van de huidige activa worden tegen dezelfde termijnen doorgerekend als in de begroting 2021. Nieuwe investeringen worden afgeschreven op basis van het gestelde in artikel 8 van de ‘Financiële verordening gemeente Laarbeek 2019’ ex artikel 212 gemeentewet, tenzij de raad anders heeft besloten.
  1. Autonome toename onderhoudskosten o.a. door toename m 2 bestrating en plantsoenen gemiddeld € 20.000 per jaar (€ 10.000 wegen en € 10.000 bos, natuur en landschapsbeheer).
  1. Autonome toename opbrengst onroerendezaakbelastingen in verband met nieuw- en verbouw gemiddeld € 18.000 per jaar (woningen: € 11.000 / niet-woningen: € 7.000).
  1. Bij de doorrekening van de hoogte van het Gemeentefonds is rekening gehouden met:
  • het meerjarenperspectief op basis van de meicirculaire 2021, aangevuld met de gevolgen uit de septembercirculaire 2021 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK);
  • de ontwikkeling van het aantal inwoners;
  • de ontwikkeling van het aantal woonruimten;
  • methode constante lonen en prijzen voor de periode 2023-2025.
  1. Als structurele budgetruimte welke nog nader af te wegen bij de kadernota en/of begroting is per jaar een bedrag beschikbaar van € 15.000.
  1. Het budget voor ‘incidenteel nieuw beleid’ is voorlopig geraamd op jaarlijks € 0 voor de periode 2022 t/m 2025.
  1. Het budget voor ‘structureel nieuw beleid’ is voorlopig geraamd op jaarlijks € 0 voor de periode 2022 t/m 2025.
  1. Voor de kapitaallasten van vervangingsinvesteringen voor de periode 2022 t/m 2025 zijn de volgende structurele stelposten jaarlijks opgenomen:
  • vervangingsinvesteringen wegen   €   23.000
  • vervangingsinvesteringen openbare verlichting   €   18.000
  • vervangingsinvesteringen algemeen (overig)   €   15.000
  1. De personele kosten zijn opgenomen op basis van de geraamde formatie per 1 januari 2022.
  1. Voor flexibele beloningen personeel is een bedrag opgenomen van € 17.500 (Basisbudget € 70.000, verminderd met € 25.000 ter dekking van de WGA-premie werknemers en verminderd met € 27.500 ter dekking kosten vitaliteitsbudget).
  1. Het rente-omslagpercentage bedraagt in de ontwerp-begroting 2022 0,46%.
  1. Het aan de grondexploitatie toegestane toe te rekenen rentepercentage 2022 bedraagt 0,45%.
  1. Voor incidenteel onvoorzien is de volgende financiële ruimte opgenomen:
  • € 15.000   budget 'incidenteel onvoorzien'   budgetbevoegdheid bij de raad
  • € 45.000   budget 'incidentele actualiteiten'   budgetbevoegdheid bij het college
  1. De jaarlijks vrijvallende kapitaallasten worden direct als voordeel meegenomen in het exploitatieresultaat, behoudens riolering, afval en automatisering (gesloten exploitaties).
  1. Het saldo van het taakveld 'Treasury' (verdeling kapitaallasten) wordt als saldo verwerkt in de exploitatie van de begroting 2022.
  1. De opslag voor de overhead wordt op een consistente wijze toegerekend aan relevante taakvelden, gebaseerd op de personeelskosten. Het opslagpercentage overhead voor de begroting 2022 bedraagt 135,79%.
Deze pagina is gebouwd op 01/21/2022 17:30:09 met de export van 01/21/2022 17:18:46